Onder cluster 1 vallen de scholen voor leerlingen met een visuele beperking. Er zijn ongeveer 2500 blinde en slechtziende leerlingen die speciaal onderwijs volgen. Het gaat dan vaak om leerlingen die naast een visuele beperking ook een of meerdere andere handicaps hebben. De meerderheid van de leerlingen met een visuele beperking gaat naar het reguliere onderwijs ondersteund met ambulante begeleiding.
Categorieën visuele beperking
Een visuele beperking wordt bepaald door de visus (gezichtsscherpte) en het gezichtsveld (het beeld dat bekeken kan worden zonder hoofd of ogen te bewegen). Er zijn vijf categorieën te onderscheiden:
- Slechtziend/ lichte visuele afwijking: visus van minder dan 30%, Het gezichtsveld is beperkt. Ze kunnen zich visueel oriënteren en kunnen grootletterdruk lezen.
- Zeer slechtziend/ zware visuele afwijking: visus tussen de 5% en 10%. Het gezichtsveld is klein. Er is visueel oriëntatie mogelijk maar ze zijn in het algemeen op braille aangewezen of technische hulpmiddelen zoals een loep.
- Maatschappelijk/ partiëel blind: Visus van minder dan 5%, hun gezichtsveld is zeer klein. Er is nog een visus aanwezig, maar ze zijn niet-visueel oriënterend.
- Bijna totaal blind: Er is een lichtperceptie waardoor bijvoorbeeld vormen waargenomen kunnen worden.
- Totaal of absoluut blind: Er is geen enkele visuele perceptie.
Mensen die kleuren niet goed van elkaar kunnen onderscheiden, worden kleurenblind genoemd. Deze mensen worden ook ingedeeld bij de categorie slechtzienden. Ook zijn er leerlingen met CVI (Cerebrale Visuele Inperking). Door deze aandoening wordt informatie in de hersenen niet op de juiste manier verwerkt.
Het onderwijs
Leerlingen in het cluster 1 onderwijs krijgen voor een deel dezelfde lesstof als leerlingen op het regulier onderwijs. Het tempo wordt voor iedere leerling aangepast.
Ook worden er bestaande methoden en materialen gebruikt, maar deze worden aangepast zodat ze meer zijn afgestemd op de behoeften van de leerlingen. Zo wordt er gebruik gemaakt van vergrotingen, digitale werkboeken en andere optische hulpmiddelen. Ook werken leerlingen bijvoorbeeld met spraakcomputers, braille, toetsenborden, kijkstrategie. verstelbare tafels en extra licht.
Er zitten minder leerlingen in een klas: ongeveer zeven tot twaalf. Vaak worden kinderen op leeftijd of niveau in klassen ingedeeld. Slechtziende en blinde leerlingen volgen de meeste lessen samen, maar soms wordt er wel iets anders aan hun lesgegeven, en voor sommige vakken hebben de leerlingen nog apart les.
Zelfredzaamheid
Naast de leervakken wordt ook aandacht besteed sociale en praktische vaardigheden die blinde en slechtziende kinderen nodig hebben, zoals mobiliteit (bijvoorbeeld lopen met de witte stok of alleen met de bus reizen), verzorging en huishoudelijke klusjes.
Instellingen
In Nederland zijn er twee instellingen die speciaal onderwijs aan visueel beperkte leerlingen aanbieden: Bartiméus en Koninklijke Visio. Beide instellingen verzorgen ook begeleiding voor peuters en hun ouders, ambulante begeleiding op het regulier onderwijs en hulp aan volwassenen. Deze instellingen hebben scholen in het hele land.